Let’s keep is simpel. We beginnen bij de twee die het meest op elkaar lijken: biologisch en biodynamisch. Bio zegt iets over de wijnbouw, dus over hoe de druiven groeien in de wijngaard. Bij bio wordt geen gebruikgemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Biodynamisch gaat een stapje verder dan biologisch. Bij biodynamische wijnbouw wordt de bodem bewerkt met eeuwenoude homeopathische kruidenmengsels en worden de werkzaamheden afgestemd op stand van de zon en de maan. Zweverig? Misschien, maar wist je dat zelfs de duurste wijnen ter wereld op deze manier worden gemaakt?
Voor natuurwijn zijn er nog geen regels. Dat maakt het lastig om te zeggen wat natuurwijn precies is, maar we proberen het toch. De gedachte achter natuurwijn is dat de natuur z’n gang moet kunnen gaan. Bij natuurwijnen zou de wijnmaker na de oogst van de druiven op vakantie kunnen gaan en terug moeten komen als de druiven spontaan zijn veranderd in wijn.
Dat kan echt – zelfs zonder kabouter of toverfee – door spontane vergisting. Nee, geen spontane vergissing, maar spontane vergisting. Vergisten is het omzetten van de in de druif aanwezige suikers in alcohol. Dat gebeurt door gist. De gistcelletjes eten de suiker en poepen alcohol uit. Zo ontstaat wijn. Normaal gebeurt dat nadat de wijnboer gist heeft toegevoegd, maar gisten zijn ook gewoon in de natuur aanwezig. Als je de druiven gewoon laat liggen, gaan de gistcellen vanzelf aan de haal met die lekkere suikers. Hartstikke spontaan!
Natuurwijnen kunnen een ‘funky’ karakter hebben. Dat is een mooi woord voor een wijn die ruikt naar mest, paardendeken of rotte eieren. Niet verder vertellen, maar dat zijn eigenlijk wijnfouten! Door de spontane vergisting en beperkt gebruik van het conserveringsmiddel sulfiet kunnen gisten en bacteriën in de wijn sluipen die bijzondere smaken en geuren meebrengen. In kleine hoeveelheden kan dat best charmant zijn – wijn is nu eenmaal een natuurproduct – maar (natuur)wijn hoeft natuurlijk niet te stinken!
Wat is jouw ervaring met BIO- of natuurwijn?